Inhoudsopgave
Kunnen er meerdere Voorzetselvoorwerpen in een zin staan?
Als je Paardekoopers criterium hanteert, zijn er inderdaad geen Nederlandse zinnen met twee voorzetselvoorwerpen. Schermer-Vermeer denkt dat die voorwaarde alleen als geldt voor ‘eerstegraads’-voorzetselvoorwerpen. Daarnaast zijn er ook ’tweedegraads’-voorzetselvoorwerpen, en daar is met zijn collega’s er één van.
Wat is de VZV?
Een voorzetselvoorwerp (v.z.v.) begint altijd met een voorzetsel (op, onder, naast, aan, met, naar, voor, in, …). Een voorzetselvoorwerp komt alleen voor bij werkwoorden met een vast voorzetsel. Let op: verwar een voorzetselvoorwerp niet met een bijwoordelijke bepaling.
Wat is een samengestelde zin?
Samengestelde zinnen. Een zin met 1 persoonsvorm noemen we een enkelvoudige zin. Een zin met meer dan 1 persoonsvorm noemen we een samengestelde zin. Een samengestelde zin kan bestaan uit: hoofdzinnen of uit (een) hoofdzin (nen) en (een) bijzin (nen). In een hoofdzin staat de persoonsvorm vooraan of na het eerste zinsdeel.
Wat is een bijwoordelijke bijzin?
Een bijwoordelijke bijzin bevat een gezegde. Het gezegde in een bijwoordelijke bijzin kan ook in de beknopte vorm voorkomen. Een voorbeeld van een bijwoordelijke bijzin is ‘Toen iedereen was gaan zitten begon de les’. In deze zin is het woord ‘toen’ een voegwoord. Het woord ‘toen’ drukt de relatie tussen de hoofdzin en de bijzin uit.
Wat kunnen de hoofdzinnen met elkaar verbonden worden?
Hoofdzinnen kunnen met elkaar verbonden worden door de voegwoorden en, maar, want of of. Voorbeelden: Het is al laat en daarom kom ik vanavond. Het is al laat, maar ik kom toch vanmiddag. Ik kom vanavond want het is al laat.
Wat is een zin met 1 persoonsvorm?
Een zin met 1 persoonsvorm noemen we een enkelvoudige zin. Een zin met meer dan 1 persoonsvorm noemen we een samengestelde zin. Een samengestelde zin kan bestaan uit: hoofdzinnen of uit (een) hoofdzin (nen) en (een) bijzin (nen). In een hoofdzin staat de persoonsvorm vooraan of na het eerste zinsdeel.
Hoe vind je het vaste voorzetsel?
Voorzetsels zijn bijna altijd onderdeel van een woordgroep waarin het hoofdwoord een zelfstandig naamwoord is. Voorbeelden van voorzetsels zijn na, aan, achter, bij, op en voor: Voorzetsels kunnen zowel voor als achter de woordgroep staan waar ze bij horen: ‘Ik reis de hele wereld over.
Is met een vast voorzetsel?
Een aantal werkwoorden of werkwoordelijke uitdrukkingen worden verbonden met een zogenaamd vast voorzetsel, bijvoorbeeld: belang hechten aan, grenzen aan, afrekenen met, snakken naar, wachten op, bestand zijn tegen. Het is soms onduidelijk wat precies een vast voorzetsel is.
Wat is een Voorzetselvoorwerp Nederlands?
Een voorzetselvoorwerp is een zinsdeel dat begint met een voorzetsel. Dat voorzetsel hoort bij het gezegde van de zin. Voorbeelden zijn: zorgen voor, geloven in, denken aan, verlangen naar, zich verheugen op. Vaak hebben voorzetselvoorwerpen een figuurlijke betekenis.
Hoe kan je een bijwoord vinden?
Een bijwoord is een woord dat meer informatie geeft over een ander woord in de zin, of over de hele zin. Zo is heel in ‘Zij is heel aardig’ een bijwoord; en in ‘Ik kom morgen niet’ zitten twee bijwoorden: morgen en niet.
Is tot een voorzetsel?
Lijst voorzetsels aan, achter, af, behalve, beneden, bij, binnen, boven, buiten, door, in, langs, met, na, naar, naast, om, onder, op, over, per, sinds, te, tegen, tot, tussen, uit, van, via, volgens, voor, zonder.