Hoe bereken je de periode van een cosinus?

Hoe bereken je de periode van een cosinus?

Als een periodieke functie is met periode , dan geldt voor elk getal : = f ( x − p ) = f ( x ) = f ( x + p ) = f ( x + 2 p ) = f ( x + 3 p ) = ……

3 + 5 sin ⁡ ( 4 ( x − 1 ) ) = 2 3 + 5 cos ⁡ ( 4 ( x − 1 ) ) = 2
dus dus
sin ⁡ ( t ) = ‐ 1 5 cos ⁡ ( t ) = ‐ 1 5
Met sin ⁡ ‐ 1 : Met cos ⁡ ‐ 1 :

Wat is de sinus en de cosinus?

De sinus en de cosinus zijn onderling sterk samenhangende goniometrische functies. Het waren oorspronkelijk functies van de hoeken in een rechthoekige driehoek. De sinus is daarin de verhouding van de tegenover de hoek liggende zijde en de schuine zijde, en de cosinus is de sinus van de complementaire hoek en dankt daaraan zijn naam.

Wat is de cosinus functie?

De cosinus is dus de verhouding van de aanliggende zijde en de schuine zijde. Beide functies spelen een belangrijke rol bij de bestudering van driehoeken, veelhoeken en cirkels, en vanwege het periodieke karakter ook bij de bestudering van periodieke verschijnselen. Sinus en cosinus zijn functies met als grafiek de bekende golflijn.

Wat is de grafiek van de sinusoïden?

De grafiek van de sinusoïden zijn de bekende golflijnen. Merk op dat deze functie periodiek is met periode 2π. De sinus heeft dus dezelfde waarde voor de hoeken α, α+2π, α+4π,… De grafiek is op de intervallen

Wat is de sinus van een hoek en cosinus van de hoek?

De sinus van een hoek en de cosinus van de hoek waarmee hij samen 90° vormt (complement) zijn gelijk. Vandaar ook de naam co mplementaire sinus. De sinus van een hoek en de cosinus van de hoek waarmee zijn verschil 90° is (anticomplement) zijn gelijk. sin 2 ⁡ θ + cos 2 ⁡ θ = 1.

De sinus en de cosinus zijn onderling sterk samenhangende goniometrische functies. Het waren oorspronkelijk functies van de hoeken in een rechthoekige driehoek. De sinus is daarin de verhouding van de tegenover de hoek liggende zijde en de schuine zijde, en de cosinus is de sinus van de complementaire hoek en dankt daaraan zijn naam.

De cosinus is dus de verhouding van de aanliggende zijde en de schuine zijde. Beide functies spelen een belangrijke rol bij de bestudering van driehoeken, veelhoeken en cirkels, en vanwege het periodieke karakter ook bij de bestudering van periodieke verschijnselen. Sinus en cosinus zijn functies met als grafiek de bekende golflijn.

De grafiek van de sinusoïden zijn de bekende golflijnen. Merk op dat deze functie periodiek is met periode 2π. De sinus heeft dus dezelfde waarde voor de hoeken α, α+2π, α+4π,… De grafiek is op de intervallen

De sinus van een hoek en de cosinus van de hoek waarmee hij samen 90° vormt (complement) zijn gelijk. Vandaar ook de naam co mplementaire sinus. De sinus van een hoek en de cosinus van de hoek waarmee zijn verschil 90° is (anticomplement) zijn gelijk. sin 2 ⁡ θ + cos 2 ⁡ θ = 1.

De periode van deze sinusoïde is . In de vergelijking y = a ⋅ sin ⁡ ( b ( x + c ) ) + d geldt dus ….

3 + 5 sin ⁡ ( 4 ( x − 1 ) ) = 2 3 + 5 cos ⁡ ( 4 ( x − 1 ) ) = 2
De periode is De periode is
Dus alle oplossingen: Dus alle oplossingen:
x = 0,9469… + k ⋅ 1 2 π of + k ⋅ 1 2 π x = 1,4430… + k ⋅ 1 2 π of + k ⋅ 1 2 π

Related Posts