Inhoudsopgave
Hoe heet de Breukstreep?
Een breuk of gebroken getal is de onuitgewerkte deling van een geheel getal, de zogeheten teller, door een ander geheel getal, de noemer. De teller telt het aantal door de noemer genoemde geheeltallige delen. Tussen de teller en de noemer staat een streep: de breukstreep.
Wat is een breuk bij rekenen?
Een breuk is een deel van een geheel getal. Er zijn twee schrijfwijzen voor een breuk: met een breukstreep en als decimaal getal. Het getal onder de breukstreep (of rechts daarvan) heet de noemer. Die geeft aan om welke gelijke delen van het gehele getal het gaat.
Is 1 3 gelijk aan 2 6?
Maar dat wisten we al: 1/3 is gelijk aan 2/6. Laat dit allemaal zien met de breukencirkels! Nu kun je de stukken van 1/6 bij elkaar leggen. Ze zijn nu gelijknamig gemaakt.
Welke breuken zijn gelijk aan 1 3?
Vermenigvuldig de noemer van de eerste breuk met de teller van de tweede breuk. De breuk 1⁄3 is dan gelijk aan 4⁄12 .
Hoe maak je breuken gelijknamig?
Je kan breuken dus ook zo gelijknamig maken: Bereken het KGV van de noemers van de ongelijknamige breuken. Schrijf de breuken om naar breuken met dit getal in de noemer. De rekenmachine maakt de breuken gelijknamig op basis van het Kleinste Gemene Veelvoud.
Wanneer spreekt men over een echte breuk?
Men spreekt over een echte breuk wanneer de absolute waarde van de teller kleiner is dan die van de noemer, bijvoorbeeld 1 5 of 2 3, en over een onechte breuk wanneer dat niet zo is, bijvoorbeeld 1 1 of 6
Hoe kun je breuken van elkaar aftrekken?
Om breuken van elkaar af te trekken, moet je er zorgen dat de noemers van beide breuken gelijk zijn. Door bij één of beide breuken de teller en de noemer te vermenigvuldigen met hetzelfde getal (en getal verandert immers niet als je het met 1 vermenigvuldigd) kun je er voor zorgen dat de noemers van de breuken gelijk worden. Bijvoorbeeld: 3/4
Wat is de gelijknamige breuk?
Breuken zijn gelijknamig als ze dezelfde noemer hebben. Breuken zijn ongelijknamig als ze verschillende noemers hebben. Twee gelijknamige breuken: 2/5 en 3/5 Twee ongelijknamige breuken: 1/4 en 1/6